Langs de snelweg van Athene naar Marathon staat een standbeeld van een zekere Pheidipiddes die in 490 voor Christus de eerste marathon won.
Pheidippides was als ijlbode van het dorpje Marathon heen en weer naar Sparta gesneld, een afstand van 240 kilometer, om hulp te vragen voor de bestrijding van de Perzen, zo u wilt de Turken. Deze hadden de onprettige gewoonte om het oude Griekenland binnen te vallen.
De zuid-Griekse Spartanen had iets anders omhanden, maar gelukkig hadden de noord-Griekse Atheners zelf inmiddels het klusje geklaard, zodat de genoemde ijlbode meteen van Marathon doorstekkerde naar Athene, een extra 42 kilometer, om aldaar de overwinning te melden. Bij gebrek aan tegenstanders was deze eerste marathon voor Pheidippides een makkie, zij het dat hij spoedig na aankomst in Athene het vaantje streek.
De tweede Marathon volgde 2486 jaar later in 1896. De Griekse waterdrager Spiridon Louis deed er een kleine drie uur over om het goud binnen te halen. Even leek hem de overwinning te zullen ontgaan, doordat hij onderweg iets te veel tijd nam voor de lunch.
Maar gelukkig bleken zijn tegenstanders iets te enthousiast van start gegaan te zijn op dit toen bij de nieuwe Olympische Spelen geïntroduceerde koningsnummer. Alhoewel het dorpje Marathon precies 42,195 kilometer verwijderd is van Athene, namen de nieuwe Olympische spelen die afstand niet zo nauw. De razendsnelle waterdrager Spiridon hoefde slechts een afstand van 40 kilometer te overbruggen alvorens een Griekse legende te worden. In 1908 werden deze 40 kilometers, pakweg 25 mile, opgerekt naar 26 mile. Zulks opdat de finish precies eindigde voor de koninklijke loge van het White City Stadion in Londen. De gelukkige winnaar dat jaar was de Amerikaanse winkelbediende Johnny Hayes, die overigens als tweede over de finish kwam.
De Italiaanse marathonloper Dorando Pietri ging hem voor, maar raakte vlak voor de finish zijn kluts kwijt. Officials vingen hem op en droegen hem over de finish.
Amerikaans protest had succes. Pietri werd gediskwalificeerd. Dit zorgde voor veel ophef en een jaar later werd de titanenstrijd tussen Hayes en Pietri nog eens in Madison Square Garden in New York dunnetjes overgedaan. Daarbij triomfeerde de Italiaan.
De marathon was vroeger geen Olympisch spelletje. De Spelen die zouden uitgroeien tot het grootste en meest liederlijke sportevenement van de klassiek oudheid, startte 776 jaar voor Christus als een offerfeest ter ere van de Griekse oppergod Zeus.
Aanvankelijk werd Zeus aanbeden door een klein clubje ontklede mannen die zich tegoed deden aan een overvloed aan eten en drank, die zij als offer hadden meegenomen naar het feestterrein bij het dorpje Olympia in Sparta. De botten en andere oneetbaarheden van de meegebrachte voedings- en genotmiddelen, werden plechtig verbrand. En aangezien het opperwezen zelf niet in staat was om het eetbare gedeelte van de lekkernijen te komen oppeuzelen deden de Olympia-gangers dat wel voor hem.
Het drinkgelag, symposium op zijn Grieks, werd af en toe ter bevordering van de eetlust, onderbroken met een fiks sprintje. Dat laatste is uit de hand gelopen. Het begon met de dromos. Wie het eerste vanaf het begin van de eettafel langs het schranzende gezelschap bij het einde van het banket was aangekomen, werd toegejuicht en werd bekroond met een olijftak. 2786 jaar geleden was dat een sprintje van 600 keer de voet van Zeus, 192 meter. 2734 jaar geleden kwam er een logisch wedstrijdonderdeel bij: de diaulos. Dezelfde afstand, maar dan ook weer terug.
Handig want zo kwam je verkwikt en vertreden weer op je eigen plaatsje aan tafel terug en kon je zo weer verder met het feestmaal. 2718 jaar geleden werd het sportieve pakket uitgebreid met andere spelletje, zoals naakt worstelen en naakt met een speer gooien. Het was een hengstenbal waarbij dichters, dansers en zangers voor muzak en extra sfeer zorgden. De spelen waren slechts bestemd voor Griekse mannen. Vrouwen werden gedoogd, mits ze ongehuwd en voor de aanvang van de feestelijkheden, nog maagd waren.
Baron Pierre Fréddy De Coubertin, die na een mislukte militaire carrière gecharmeerd was geraakt van sportende mannen, zorgde ruim een eeuw geleden voor een mondiale revival van het Olympische sportfestijn, dat sinds het jaar 393 door de toen tot het fundamentele Christendom bekeerde keizer Theodosius werd verboden. Ook bij De Coubertin geen vrouwen, want sportende vrouwen leverden, aldus de baron ‘het meest onesthetische schouwspel dat menselijke ogen kunnen bewonderen’.
Bij de eerste moderne Spelen in 1896 in Athene konden de deelnemers zich ter plaatse inschrijven. Het waren er circa 245. Naast Grieken waren het vooral Engelse en Amerikaanse studenten toevallig op excursie in Griekenland, vrolijke amateurs voor wie het meedoen belangrijker was dan het winnen. Dan kon ook niet anders, want het waren anders dan nu geen dopegezinde beroepssporters, die al dan niet met vernuftige hulpmiddelen tot topprestaties in staat waren.
Het zou nog een eeuw duren voordat het festijn van De Coubertin zou uitgroeien tot een mondiaal spektakel, met een Olympische vlam, een bedenksel van de cineaste Leny Riefenstahl en de staalmagnaat Krupp, bij de spelen in Berlijn in 1936.
Daarmee waren de spelen niet langer onschuldige Olympische spelletjes voor amateurs maar big business voor de politiek en de internationale sport industrie. Er bestaat overigens nog steeds een spelletjesvariant, waarbij het meedoen wel belangrijker is dan het winnen. In het dorpje Much Wenlock in Schotland worden al sinds 1850 jaarlijks Olympische spelen gehouden.
William Penny Brookes, de toenmalig sociaal bewogen plattelandsdokter van dat dorpje wilde de arbeidersjeugd graag verheffen en maakte de sport, tot dan een privilege van de elite, toegankelijk voor arbeiderskinderen.
Hij motiveerde daarmee ook De Coubertin, die zijn tamelijk commerciële Olympische spelletje ook van de Wenlock Olympian games heeft afgekeken.