In het voorjaar van 1939 verdween de enige originele Renault FT-17 die het Nederlandse leger ooit rijk was jammerlijk in de modder van een ondergelopen weiland bij Leusden. De Renault in kwestie was dé tank van de Eerste Wereldoorlog en de enige tank die ons land in 1939 bezat. Nederland was sinds 1927 de gelukkige eigenaar van dit populaire Franse strijdwagentje waarin een bestuurder en een kanonnier, achter elkaar gezeten de vijand te lijf konden gaan. In 1940 hadden we er wel een aantal van in bestelling, maar die waren helaas niet op tijd beschikbaar toen we ze in mei 1940 goed konden gebruiken.. Datzelfde gold voor wapenleveranties die maar niet los wilden komen van de Duitse oorlogsfirma Krupp.
Renault prees zijn strijdlustige paradepaardje aan als een ‘Automitrailleuse a chenilles’, een machinegeweer op rupsbanden. De letters FT stonden voor ‘Force de Terre’, want het was zeker geen vliegtuig en 1917 was het bouwjaar. In 1940 jakkerden er nog tegen de 3000 oude FT17’s op hun gemakje door Europa. Nooit sneller dan 8 kilometer per uur, want het dappere bejaarde krijgskarretje was geen wegpiraat. En naar bleek bij proefnemingen in de Hollandse Waterlinie bij Leusden, ook geen waterrat.
De proefneming bij Leusden was onderdeel van een conflict tussen de Generale Staf van ons land en Adriaan Quirinus Hendrik Dijxhoorn, de Minister van Defensie. De Minister was aanzienlijk minder beducht voor de Duitsers dan generaal Izaäk Herman Reijnders, de chef van het Nederlandse leger en stak dat niet onder stoelen of banken. Volgens sommigen leek het net of er een bemoeizuchtige schoonmoeder het Departement van Defensie runde.
Zo wilde de generale staf bijvoorbeeld enige boomgaarden die bij de Grebbeberg te Wageningen het schootsveld belemmerden, opruimen. Maar dat mocht niet van de Minister in verband met te hoge schadevergoedingen. Laat staan dat de wens van generaal Reijnders om twee en niet één van de acht waterlinies die ons land rijk was, in te zetten om de Duisters tegen te houden. Anders dan de regering had generaal Reijnders al vroeg helder in de gaten hoe de Duitsers ons land zouden gaan binnenvallen. Pas na de oorlog kreeg hij daarvoor enige erkenning.
Minister-president De Geer rondde het conflict dat zijn minister van Defensie met de Generale Staf had op, door generaal Reijnders te ontslaan en in zijn plaats Henri Gerard Winkelman, een pensionado, tot legerleider te benoemen, Genoemde Winkelman deelde de opvatting van zijn voorganger, dat het Nederlandse leger in 1940 niet echt paraat was en illustreerde dit door zelf in de nacht van 10 mei tijdens de Duitse inval op zijn gemakje thuis in Wassenaar te overnachten.
Het Algemeen Hoofdkwartier in Den Haag was gesloten en de opperbevelhebber werd, naar Wikipedia meldt, pas vroeg in de ochtend geïnformeerd over de Duitse inval. Winkelman vertrok, aldus Wikipedia, onder gevaarlijke omstandigheden naar Den Haag.
Al in 1939 was de vraag of de Hollandse Waterlinie voldoende afweer zou bieden tegen de expansiedrang van Hitler-Duitsland door de regering positief beantwoord.
Om dat te bewijzen werd onze Renault FT-17 in 1939 als stand in voor de Nazi’s ingezet bij een pseudo aanval op een ondergelopen stukje Waterlinie bij Leusden.
En ja hoor, het dappere tankje ging meteen kopje onder in de blubber. De Waterlinie, die normaal gesproken circa 40 centimeter diep is, werd ter plaatste doorkruist door een, door modder, aan het zicht onttrokken boerensloot. Deze werd ons krijgszuchtige Renaultje fataal. Het leger moest er aan te pas komen om de Franse innovatie uit 1917 met vereende krachten weer op het droge te krijgen.
Opluchting bij de regering: de Waterlinie was voldoende om de Duitser een lesje te leren. En om de bevolking gerust te stellen werd dat meteen in een breed publiciteitsoffensief rondgebazuind. ‘Dat de vijand door zulk een inundatie niet kan doorkomen. Het is één pappige, weke brei waarin vooral alles wat zwaar is wegzinkt en blijft steken’, aldus de regering in 1939.
Ook de pers was, naar spreekt uit bovenstaand citaat uit de Vlissinger Courant, zeer onder de indruk. De krant opende dit artikel met de kop ‘De Waterlinie, een oude sterkte die altijd modern blijft, de beste waarborg voor onzen vrede’. En dat ondanks het feit dat het grootste deel van de vestingwerken die hoorden bij de Hollandse Waterline al in 1926 waren afgebroken. De Grebbeberg, zelf onderdeel van de Hollandse Waterlinie was dat lot bespaard en bleef door zijn natuurlijke ligging strategisch gesproken nog wel een dingetje. Maar veel viel er niet te verdedigen, want de Duitsers trokken zich, anders dan de Renault FT-17 weinig aan van ondergelopen polders. Zonder tanks werd het Nederlandse leger bij de Grebbeberg niet in drie maanden, maar in vier dagen onder de voet gelopen. En dat lag volgens oorlog chroniqueur Lou de Jong aan de legerleiding en niet aan de wapenuitrusting en de kwaliteit van de betrokken infanteristen. Die was zowel aan Duitse als aan Hollandse kant voor verbetering vatbaar.
Onze Renault FT-17 is dit alles bespaard gebleven. Het tankje werd al in 1939 na zijn onfortuinlijke duik in de sloot bij Leusden naar de Ripperdakazerne in Haarlem vervoerd om op te drogen en weer krijgsklaar te worden gemaakt. In 1940 stond hij bij de slag om de Grebbeberg nog steeds in de werkplaats.
Na de oorlog bleek onze ‘Automitrailleuse a chenilles’ geheel spoorloos te zijn. Hij is waarschijnlijk als schroot verwerkt in de Duitse krijgsindustrie.