Koningin Maria Theresa van Spanje, de echtgenote van de Zonnekoning was dol op dwergen. Ze hield ze min of meer als huisdier, aangezien een beetje dwerg beter luisterde dan een hond, een konijn of een cavia. Bovendien kon je ze met elkaar laten paren. Hetgeen niet alleen een koddig schouwspel opleverde, maar ook als je geluk had gratis nieuwe dwergjes. Dwergen, ja, altijd welkom als weggevertje en leuk om na een alcoholrijke maaltijd mee te werpen. En bovendien waren ze altijd dankzij hun potsierlijke voorkomen prima inzetbaar als hofnar.
Net als Maria was ook Augusta van Saksen-Gotha-Altenburg, prinses van Wales en de moeder van de Engelse koning George III dol op dwergen. Haar lieveling heette Jeffrey Hudson ook wel bekend als Lord Minimus. De kleine Hudson won het hart van zijn majesteit door in 1639, toen hij net achttien was, tevoorschijn te komen uit de verjaardagstaart van de vorstin. Een cadeautje dat in hoog geplaatste kringen niet ongebruikelijk was. Want wat is er leuker dan een dwerg, die bij een trouwfeest plotseling uit een taart of een pastei springt om een vers voor te dragen, een stukje te musiceren of om simpelweg onwelvoeglijke geluiden te maken. Ook reuzen en reuzinnen waren als anomalie in trek, maar die lieten zich lastiger in een taart verstoppen.
Dus waren het vooral dwergjes zoals de Spaanse hofdwerg El Primo, die in de 16e eeuw werd ingezet om zijn koning aan het lachen te brengen. De Spaanse vorst in kwestie was de bij ons ook welbekende Philips II. Een uiterst vroom en humorloos persoon, die alleen lachte als hij kiespijn had. Maar sprong zijn kleine El Primo tijdens een koninklijk banket op tafel om tussen brekend glaswerk, rondvliegend bestek en rondslingerende gerechten onzin uit te kramen, dan kwam Philips II weer helemaal bij de mensen. El Primo werd als beloning opgewaardeerd tot secretaris van de toenmalige Spaanse eigenaar van ons land.
Voor wat dat betreft had hij wat meer geluk dan de eerdergenoemde Lord Minimus van Augusta van Saksen-Gotha-Altenburg. Deze kleine dappere schreeuwlelijk viel uit de gratie doordat hij een lijfwacht een kogel door het voorhoofd joeg. Minimus werd door zijn vorstin op staande voet verbannen naar Oriënt. Daar viel hij in handen van Levantijnse kapers, die hem doorverkochten aan een handelaar in dwergen. Deze wist hem na een paar jaar weer voor een zacht prijsje aan het Engelse hof te slijten. Maar Engeland had inmiddels de Paus afgezworen en dus werd de kleine Lord Minimus, die Rome per se trouw wilde blijven, opgesloten in de Tower. Hij stierf eenzaam en berooid op het Engelse platteland. Sic transit gloria mundi.
De bekendste Nederlandse dwerg, die het prima deed in de hoogste kringen van ons land was de Friese Jantje Hannema, alias Tom Pouce. Een Amsterdamse banketbakker noemde zelfs een inmiddels iconisch gebakje naar dit kleine Friese ventje. Een traktatie die in Frankrijk overigens nooit is aangeslagen, want onze Tom Pouce gaat aldaar over de toonbank als mille feuilles.
Omdat ons Friese Jantje slechts 63,5 centimeter lang was, mocht hij Koning Willem III en diens Engelse collega Victoria af en toe een handje geven, vermomd als admiraal, duivel, Madame de Pompadoer of Napoleon. Koningin Victoria was diep onder de indruk en schonk hem een op zijn maat gemaakt dwergen-ameublementje, waarin onze kleine held uiteindelijk in het Friese Bergum zijn levenseinde sleet. In Friesland leefde hij enige tijd voort op de sigarenbandjes van de voormalige Sigarenfabriek Leeuwarden.
Sindsdien is het overal bergaf gegaan met de status van de ooit zo populaire hofdwerg: De adel liet het kleine ventje steeds vaker links liggen. Zodoende kon het gemene volk aan de haal gaan met de kleine medemens, de vertically challenged zoals de lilliputter in politiek correct Amerikaans heet.
Het leidde in de jaren zeventig van de vorige eeuw tot dwergwerpen, een vooral in Australië geliefd kroegspelletje dat culmineerden in de wereldkampioenschappen dwergwerpen. In de USA raakte het kegelen met een goed verpakte dwerg als kegelbal in zwang. Maar deze moderne opmars van de dwerg werd gestuit door de Verenigde Naties en de Europese Unie. Met dwergen mag nu niet meer geworpen worden. Zelfs niet als de dwerg in kwestie daar juist aardigheid in heeft.
Er wordt natuurlijk nog steeds clandestien met dwergen gegooid, maar de enige dwerg die het buiten het grijze circuit nog echt goed doet is de tuinkabouter. Een dappere kleine Duitser die in 1872 vanuit Thüringen Europa heeft veroverd. In alle mogelijke opstellingen tref je hem aan in miljoenen keurig geknipte tuintjes. Meestal met een olijk mutsje keurig middle of the road achter een kruiwagentje met schep en gieter.
Als je geluk hebt, tref je er evenwel soms nog eentje aan die, geheel in de geest van de oude hofdwerg ook als tuindwerg niet wil deugen. Maar dat is helaas zeldzaam.