Het Wilhelmus is zo heilig is dat het volgens sommige politici door onze schooljeugd staande dient te worden gezongen.
Het zou het oudste volkslied ter wereld zijn en het handelt over het gemoedsleven van Willem de Zwijger. Een Duitser, die zoals zoveel Duitsers van stand in de 16e eeuw gaarne grossierde in titels. Hij was zelfbenoemd graaf en prins tegelijk van de landgoederen die hij bezat. Hij was streng Lutheraans opgevoed maar ambieerde desalniettemin een baantje aan het Rooms katholieke Spaanse hof als chef Nederland. Dat was, toen een Spaans wingewest in het drassige noordwesten van Europa. Hij werd ontslagen omdat hij niet hard genoeg wilde optreden tegen al die Hollandse heikneuters, geuzen, die net als Willem gereformeerd waren en die geen belasting wilden betalen en dat zeker niet aan de Paus. Willem ging in verzet, maar bleef, naar spreekt uit de tekst van Het Wilhelmus kool en geit sparen.
Het spagaat waarin hij daardoor belandde werd door een Vlaamse geloofsgenoot, de gereformeerde predikant en tekstschrijver Petrus Dathenus breedvoerig verwoord in Het, wat heet, zijn Wilhelmus. De predikant wiens zwaarwichtige psalmen nu nog in sommige oud-gereformeerde kerken in Zeeland worden gezongen, liet zich hierbij inspireren door een spotlied dat eerder Lodewijk I van Bourbon-Condé trof. Lodewijk was net als Willem als hugenoot in verzet geraakt met de Roomse wereld en poogde in 1568 tevergeefs om de stad Chartres te veroveren op de papen. Dat mislukte faliekant en leidde tot de oerversie van ons Wilhelmus getiteld ‘De dwaze prins van Condé’.
Het duurde daarna nog ruim 300 jaar voordat Koningin Wilhelmina de christelijke lofzang op haar achteroom opwaardeerde tot onze nationale hymne. Voor Nederland was Willem van Oranje de ’vader des vaderlands’, Voor de familie van Oranje was hij genealogisch gesproken niet de oervader maar slechts een oeroom van de familie aan wie zij hun vorstelijke status en een riant inkomen te danken hebben. Het is vanuit die achtergrond heel treffend, dat Het Wilhelmus begon als een spotliedje.
Het eerste échte’ Nederlandse volkslied, het Wien Neêrlands bloed door d’ad’ren vloeit, werd in 1817 ingesteld door Willem I, die zichzelf in 1815 had uitgeroepen tot koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en hertog van Luxemburg. Het was een nationalistisch lied van de dichter Hendrik Tollens in de geest van de toenmalige Romantiek en net als alle volksiederen uit die tijd niet gespeend van chauvinisme en strijdlust.
Wien Neêrlandsch bloed door d’ad’ren vloeit, Wien ’t hart klopt fier en vrij, Wie voor zijn volk van liefde gloeit. Verheff’ den zang als wij! Hij roem’ met allen, welgezind, Den onverbreekb’ren band, Die Neêrland en Oranje bindt: Vorstin en Vaderland.
Het nummer viel in de afgelopen 200 jaar geleden niet overal even goed. Zo werd ‘van vreemde smetten vrij’ in 1911 in de bundel Kun je nog zingen vervangen door:’Wien ’t hart klopt fier en vrij’.
Het galmde overigens niet over het slagveld in de enige oorlog die Nederland ooit in Europa voerde, Dat was de tiendaagse veldtocht tegen de Belgen in 1831. Het Wien Neêrlands bloed was ongeschikt als strijdlied, want die veldtocht was een interne aangelegenheid. De studentenweerbaarheid, die toen dapper ten strijde trok, zong als alternatief wel uit volle borst:
En eens dan komt de dag Waarop wij allen wachten,Dan gaan wij naar de grens, Om Belzen af te slachten. Dan schiet het zevenvelds, Met welgemikte schoten, Dat godvergeten tuig, Kartetsen voor de kloten. De mannen rukken wij, De lullen van de lijven, En ’s avonds in ’t kwartier, Schofferen wij de wijven.
De oorlog werd desalniettemin al na tien dagen afgeblazen. De rest van Europa had geen zin in Nederlands gekrakeel en België werd een zelfstandig land.
Dankzij koningin Wilhelmina werd Wien Neêrlands bloed in 1932 vervangen door het Wilhelmus. En dat is ondanks, of wellicht juist dankzij de volstrekt zinloze tekst een meedogenloos goed volkslied. Het staat geheel buiten de werkelijkheid en is daarmee zo weinigzeggend, dat je er blij mee mag zijn. Anders dan in Duitsland of Canada is het genderneutraal, en kan dus door liefhebbers van alle tinten en gezindten uit volle borst worden meegezongen.
Vanuit het perspectief van brave nutteloosheid moet het evenwel zijn meerdere erkennen in het Spaanse volkslied. Dat rept met geen enkel woord over de Spaanse heldendaden ooit begaan in de Noordelijke Nederlanden en de spagaat van onze Willem de Zwijger. Sterker nog La Marcha Real dat dateert van 1770 kent tot verdriet van Spaanse voetballiefhebbers en andere nationalisten in het geheel geen tekst.
De vaderlandlievende Spanjool moet het dus doen met gebarentaal en onsamenhangend gejoel.