Het meest verheugende persbericht dat 30 jaar geleden een zonnestraal wierp op mijn nadagen bij Quod Novum, het toenmalig wekelijkse sufferdje van academisch Rotterdam, betrof missive 37 van het Ministerie van Oh en Wee. Het bericht in kwestie dateert van 23 maart 1987 en gaat over de noodzaak van leven lang leren. Ik moest er aan denken toen ik zojuist, 30 jaar na datum, in de agenda van de Tweede Kamer las, dat de huidige vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op maandag 23 januari 2017 een uitgebreide hoorzitting gaat houden over dit onderwerp.
Dertig jaar geleden was het een godsgeschenk voor mijn laatste Rotterdamse ‘Johny Immerschwanger’, mijn wekelijkse column in het Rotterdamse universiteitsblad. Hieronder andermaal mijn bijdrage aan een discussie die in 30 jaar niets van zijn glans verloren heeft.
In het flexibele semi-Germaanse jargon waarmee Het Haagje zijn kostelijke gedachtengoed pleegt te spuien, wordt in persbericht 37 van het Ministerie van Oh en Wee van 23 maart 1987 kond gedaan van het ultieme plan dat gesmeed is om de wetenschap andermaal tot ongekende hoogten op te stuwen.
Nee, geen voornemen gaat de voorgangers van onze democratisch geroepenen te ver om elk jaar, als ware de universiteit een boerenbedrijf, een geheel nieuw zaai- en oogstplan op te stellen. De vergroting van de opbrengst aan wetenschappelijke knolletjes en afkokers kent, niettegenstaande de boterberg, de wijnplas, hetvleesgebergte en de doctorandussenheuvel, een hoge Haagse prioriteit.
Dat het academische akkertje hierbij tot verdriet van het zwoegend wetenschappelijke werkvolk steeds weer opnieuw twee spaden diep omgespit, verkaveld en soms zelfs plat gespoten moet worden, laat zich raden. Maar aan de spaanders kan je wel zien, dat hier gekapt wordt.
Het zonnestraaltje dat in persbericht nummer 37 doorbreekt, slaat minder op de ondoorgrondelijke inhoud van deze missive, maar vooral op de aanhef. Deze luidt onversaagd: ” Universiteiten en hogescholen worden instellingen voor levenslang onderwijs” . Eindelijk levenslang onderwijs, eindelijk een bewindsman met een visie en een plan dat als een paashaas op een chocoladeei uitstijgt boven de waan van de dag en duur van zijn regeerperiode en dat ons aller leven zal doen zinderen van de zin.
Nu ja, ons aller ? In de zingeving van een deel van de alhier tijdelijk vertoevende representanten van onze diersoort, die gemeenlijk ambtenaren worden genoemd, verandert de nu onthulde brede kijk weinig. De ene helft van de ambtenarij heeft het immers nu al te druk met het concipiëren van beleidsplannen, die de andere helft van onze beambten weer van het werk houden. Dat was al geregeld.
Het gaat dus slechts om het restant van de arbeidzame bevolking, dat zich nijver inspant om het grootste werkgelegenheidsproject van dit land, de overheid, draaiende te houden. Voor hen komt er eindelijk levenslang onderwijs, een fenomeen, dat ten onrechte associaties oproept met levenslange gevangenisstraf, want zo levenslang is die laatste voorziening niet. Levenslange penitaire opsluiting vergt in het meest gunstige geval twintig jaar. Maar reeds na zo’n tien tot vijftien jaar, wordt deze ogenschijnlijke eindbestemming zonder afsluitend examen voortijdig beëindigd. En dit dan in tegenstelling met het onderwijs waarvoor nu een echte levenslange vorm wordt ontwikkeld. Welk levenslang “leerplaatje” staat het onderwijsministerium voor ogen ?
Zes weken na de bevalling doet de oppas-oma haar intrede, binnen drie jaar afgelost door de peutercrèche, de kleutercrèche, het basisonderwijs, de middenschool, de hogere beroepsopleiding, de universiteit en het tweede fase onderwijs. Er zijn hierbij enige afwijkende trajecten mogelijk : gymnastiek voor zwangeren en de moedermavo,het postacademisch onderwijs, de volwasseneneducatie. En het om-, her-, na- en bijscholing of na ervaringsonderwijs om er een paar te noemen.Allemaal onderwijsvormen die er nu al voor zorgen dat men zich in de lente en de zomer van zijn bestaan niet kan, wat heet, niet zal vervelen.
Persbericht nummer 37 van het Ministerie van Oh en Wee komt evenwel met een verrassing: na de aldus deskundig afgedichte jeugd is nu ook het zo te noemen derde-fase onderwijs onafwendbaar op komst. Want dat is de nieuwe groeimarkt voor de onderwijssector, nu dit land snel opgrijst.
Te verwachten valt binnenkort een crèche voor de jonge bejaarde, waarin de dan verplichte cursus meno-, en penopauze zal zijn opgenomen. En voor hen die dit niet nodig denken te hebben komt er toch een bejaardengewenningsprojekt. Voor de leergierige grijsneus lokt natuurlijk de cursus Onze Bejaarde Samenleving als onderdeel van de leergang Bewegen voor Ouderen. En voor het dementerende besje staat een verplichte ontscholings-ontwennings cursus op de rails en een leergang Leven Zonder Verstand.
De meeste AOWers zullen zich evenwel gretig in de OBU, de Open Bejaarden Universiteit storten, waarna het aansluitende PAB, het Post Academische Bejaardenonderricht, voor het echte krasse oudje dat het dan nog niet weet, snel furore maakt.
Hiermee heeft het levenslang onderwijs dan eindelijk gestalte gekregen en staat één ding vast: zelden was dit land zo grondig voorbereid op het hiernamaals, als sinds persbericht nummer 37 van het Ministerie van Oh en Wee, gedateerd 23 maart 1987.